Mojácar (Andalucia)

 

Mojácar (oftewel Pueblo Indalo)

Mojácar is in haar 4000-jarige geschiedenis bevolkt geweest door achtereenvolgens Feniciërs, Carthagers, Romeinen, Grieken en Moren. Onder Moorse heerschappij kwam het dorp pas echt tot bloei. Het kasteel werd gebouwd en de stadsmuren werden uitgebreid en versterkt. In 1488 eisten koning Ferdinand en koningin Isabel de onderwerping van alle lokale leiders in de omgeving. Iedereen gaf hier gevolg aan, behalve de Moslim burgemeester van Mojácar. Toen hem later gevraagd werd waarom hij de vergadering bij de Fuente Mora (Moorse fontein) niet had bijgewoond, schijnt hij geantwoord te hebben dat hoewel hij zelf een Moslim is, dit volk al generaties lang van geboorte Spaans is en daarom "als broeders behandeld dient te worden en niet als vijanden..." . Onder de indruk van dit antwoord, accepteerde het koningspaar deze loyaliteitsverklaring. De eeuwen daarna groeide de stad uit tot het halverwege de 18e eeuw een inwonertal van 10.000 zielen telde. In het midden van de 19e eeuw nam de bevolking af o.a. vanwege de droogte. Het gebied is in feite de enige woestijn in Europa. Velen vertrokken naar Catalonië of zelfs naar Amerika. Deze ontvolking hield aan tot het stadje in de zestiger jaren van de 20e eeuw nog maar 1000 inwoners telde. De toenmalige bestuurders besloten land weg te geven aan een ieder die beloofde er op te bouwen. Dit was een schot in de roos, want de economie bloeide op en nieuwe bewoners vestigden zich in Mojácar, dat zich al snel ontpopte tot een artiestenkolonie.

In die tijd ontstond Indalo als hét symbool van Mojácar. Waar komt de naam Indalo vandaan? Deze neolitische figuur - een afbeelding van een man die de regenboog vasthoudt - werd aangetroffen als rotstekening in de Grotten van Los Letreros in het Spaanse Velez Blanco. Prehistorische bewoners van de gebieden in het Spaanse binnenland gingen naar de kust en brachten hun geloven en gewoontes mee naar de vissers die daar leefden. De dorpelingen van Mojácar gebruikten Indalo als een 'totem' om stormen te weren. Aan Indalo werden krachten toegekend om de elementen te domineren. In Mojácar zijn vele tradities bewaard gebleven, o.a. de overtuiging van de kracht van Indalo. Vandaar dat het symbool op veel (huis)gevels prijkt. Het Iberische woord INDA betekent machtig en sterk. Dappere leiders uit het verleden werden IND-IBIL, IND-ORTES, etc. genoemd. In de Baskische taal betekent 'indartzu' sterk en 'indarchum' machtig.

Indalo (met de klok mee): origineel op de rotswand van Los Letreros; op gevel; als geluksamulet in goud; op dorpsplein in Mojácar.

 

 

Waarom toch altijd naar Mojácar werd ons eens gevraagd. Ja, waarom?

Daar hadden we niet een-twee-drie een passend antwoord op, behalve dat we ons daar thuis voelen en dat het weer daar ’s winters over het algemeen erg goed is, vaak beter dan bijvoorbeeld in de omgeving van Malaga. Ook al werd de vraag gesteld door mensen zonder overwinterervaring, wekte het toch de suggestie dat we een stelletje sufdozen zijn. Nu hebben we in de ruim 10 jaar dat we overwinteren meer van Spanje gezien dan Mojácar alleen. Om dat te illustreren staan hieronder enkele voorbeelden (met foto's van slechte kwaliteit want digitale camera's waren er toen nog niet) van plekken die we ook hebben bezocht. In ieder geval was de vraag een mooie aanleiding om eens op een rijtje te zetten, waarom wij ons na een tiental jaren nog altijd thuis voelen in Mojácar

Het begon in de winter van 1998-1999. We hadden (met heel veel moeite) een hele maand vrij kunnen nemen van ons werk. Nadat we een paar keer tijdens de zomervakantie naar Galiciё en Noord-Portugal waren geweest, wilden we nu wel eens ervaren hoe het in de winter aan de zuid-oostkust van Spanje zou zijn. Zuidelijker dan Alicante waren we namelijk nog nooit geweest. 

Per toeval zijn we toen op camping El Cantal in Mojácar beland, om precies te zijn 27-12-1998. Die dag stonden we in Garrucha op een mooi plekje aan het strand. ’s Avonds zijn we het stadje in gegaan. Uit een zaaltje klonk muziek. Toen we nieuwsgierig door de ramen gluurden, werden we uitgenodigd om binnen te komen luisteren naar het amateur muziekgezelschap dat daar aan het spelen was.

Muziekgezelschap in Garrucha

Na een reuze gezellige avond, keerden we terug bij de camper. Inmiddels was er ook een Duitse camper aangeschoven en stonden we niet langer alleen. Het duurde niet lang of er werd geklopt: politie! We mochten daar niet blijven overnachten, dus in het pikkedonker op zoek naar een plaatsje voor de nacht. Uiteindelijk besloten we om dan maar op de camping die we in het donker voorbij waren gereden, te gaan staan. Dat was camping El Cantal, de enige keer dat we in die maand op een camping hebben gestaan.

    

Camping El Cantal                                                                              een van de watertappunten op de camping     

Omdat we het een leuke camping vonden en leuke mensen troffen, besloten we de volgende dag om daar t/m Oud en Nieuw te blijven. Op Nieuwjaarsdag zijn we via de zuidkust en een prachtige weg door het binnenland naar Granada gegaan. Helaas was het Alhambra op Nieuwsjaarsdag gesloten, dus moeten we een dag langer in de sneeuw staan. Na op 2 januari 1999 het Alhambra bezocht te hebben, zijn we via de Sierra Nevada terug naar de oostkust gereden. Op ons dooie akkertje, via de inmiddels bij iedereen wel bekende plekjes, weer naar huis gereden, want de arbeid riep.  

  patiodelosleones.jpg

Alhambra: Sala de las Dos Hermanas y Patio de los Leones

 

Twee jaar later, we werkten inmiddels niet meer, gingen we voor het eerst echt overwinteren. Van januari tot april 2001 zijn we onderweg geweest. In die tijd had niemand nog internet, geen GPS, geen digitale camera’s etc. (zeker niet in de camper). Een aantal overnachtingsplekken kenden we al, sommige plekken ontdekten we per toeval of we kregen tips onderweg van mede-camperaars, die toen minder talrijk waren dan tegenwoordig. 

Via de oostkust zijn we langzaam afgezakt naar het zuiden, tot we wederom in de buurt van Mojácar kwamen. Uit nieuwsgierigheid besloten we weer eens naar camping El Cantal te gaan. Daar troffen we wederom leuke mensen, ook een aantal die we nog van twee jaar eerder kenden. Het weer was mooi, we hadden een leuke plek en leuke Engelse buren. Na 1 week zeiden de buren dat je 25% korting kreeg bij verblijf van 2 weken. O, dan blijven we toch nog een week, besloten we toen. Na 2 weken hielden we het echter voor gezien en zijn naar Cabo de Gata gegaan. 

 cabodegata1.jpg sanjose-molino.jpg

Cabo de Gata: San Jose + el molino

 

Na 1 week vrijgestaan te hebben in San José en mooie wandelingen in de omgeving te hebben gemaakt,  zijn we langs prachtige (wijn)routes naar Sevilla en Cordoba getrokken. Bewust in die volgorde omdat na een grote stad als Sevilla, Cordoba een verademing is vanwege het kleinschaliger karakter van die stad. Daarna zijn we langzaam via de oostkust en Frankrijk weer naar huis gereden. Een opsomming van overnachtingsplekken is overbodig, want de meeste staan inmiddels op internet of in Facile en Route. 

  

Cordoba: La Mezquita                                                       Puento Romano over de Rio Guidalquivir 

  

Sevilla: Plaza España                                                                           Torre del Oro bij Rio Guidalquivir

 

De daarop volgende winter zijn we van 28 december 2001 tot 1 april 2002 weggeweest. Vanwege het slechte weer via de tolweg naar Spanje, waar we de 2e dag al aankwamen in San Feliu, toen al een favoriet plekje, dat we ook ooit zelf hebben “ontdekt”. Jarenlang is het onze eerste stop in Spanje geweest, op de terugweg ook vaak de laatste. Tegenwoordig is er een officiele CP, maar toen stonden we altijd midden in de stad op het parkeerterrein bij de boulevard en het haventje.

 

San Feliu de Guixols: Nuevo Casino Sta. Constancia (onze stamkroeg aldaar)

 

Evenals de voorgaande winter,  zijn we langzaam maar zeker via de oostkust naar het zuiden gereden. Opnieuw besloten we naar Mojácar te gaan, want inmiddels wisten we ook dat we 60% korting kregen op de camping als we daar 1 maand of langer zouden verblijven. Zo gezegd, zo gedaan. Half februari zijn we uit Mojácar vertrokken en verder naar het zuiden tot Gibraltar. waar we overnacht hebben in La Linea de Concepcion. Daarvandaan een paar dagen in Ronda gestaan en via de zuid- en oostkust van Spanje wederom huiswaarts gekeerd.

Ronda

 

Sindsdien zijn onze winters ongeveer op deze manier verlopen. Gemiddeld zijn we 3 tot 4 maanden onderweg, waarvan we 1/3 van de tijd in Mojácar verblijven, de rest staan we vrij en bezoeken we andere plaatsen. Zo zijn we afgelopen winter (2011-2012) naar de zwavelbaden in Fortuna geweest, maar dat viel een beetje tegen. We hebben veel, maar nog lang niet alles van Spanje gezien en er staan nog wat plaatsen op ons verlanglijstje, maar Mojácar zullen we waarschijnlijk altijd wel blijven aandoen, al is het maar voor even. Wat dus ooit begon met 4 dagen Mojácar, werden 2 weken, vervolgens 1 maand, tot het uitliep tot ca. 6 weken. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we 6 weken wel erg lang vinden en het dan ook wel weer gezien hebben.

 

Het antwoord op de beginvraag, "waarom toch altijd naar Mojácar?" is:

1) Het weer. Onze ervaring is dat het weer daar in de winter vaak beter is dan bijvoorbeeld in Malaga e.o. Wel staat er vaak veel wind.

   BBQ-en in januari: niet verkeerd (al doen we het niet vaak).

 

2) Afgezien van Mojácar pueblo zelf (een sfeervol, Moors aandoend stadje in de Sierra Cabrera) ligt nationaal park Cabo de Gata, bij wijze van spreken om de hoek. Wij houden van die natuur.

   

Cabo de Gata                                                                                    Playa de Monsul

3) De camping ligt in de Sierra Cabrera wat uitstekende mogelijkheden tot wandelen biedt (en voor de liefhebber tot fietsen). Winkels, restaurantjes, terrasjes, enz. bevinden  zich op loopafstand. 

De "achtertuin" van de camping, waar we nog steeds nieuwe paden ontdekken.

4) Diverse leuke markten die je makkelijk per fiets of  per openbaar vervoer kunt bereiken (de bus stopt praktisch voor de camping). Meestal doen we 1 markt per week, soms 2, en als we ze allemaal gehad hebben, vinden we het zoetjesaan wel weer tijd om verder te gaan.

- de zondagse rommelmarkt in Mojácar is telkens weer een belevenis. Oude(re) hippies, aparte mensen, leuke sfeer in het dorp. Dit is voor ons vaak aanleiding voor een forse wandeling door de bergen die achter de camping liggen (zie foto hierboven) om daarna als beloning in een typisch Spaans cafeetje van de tapas en wijn te genieten. De wandeling terug is dan vaak wel wat zwaarder.

 

op weg naar de rommelmarkt                                                             La Fuente (de waterbron)

- de weekmarkten:  op woensdag in Mojácar (wandeling van 1 uur of je neemt de bus), op donderdag in Carboneras (prachtige bergrit met de bus naar het beginpunt van Cabo de Gata), op vrijdag in Garrucha (1 uur wandelen over de weg en langs het strand, of met de bus of fiets), op zaterdag in Vera (te ver, dus wij nemen de bus) en op zondag in Villaricos (ruim 1 uur op de fiets).

 verkoop verse sardientjes in Carboneras

Plaza Mayor: een gezellig pleintje in Vera

voor 3 euro met de bus Mojacar-Carboneras en v.v. Schitterende bergrit van zo'n 45 km. heen en terug (foto genomen vanuit de bus)

5) Camping El Cantal. Veel mensen vinden het niks vanwege de schaduw van de vele Eucalyptusbomen (die in de zomer voor de hoognodige schaduw moeten zorgen) waardoor je veel moet schuiven met je stoeltje om in de zon te kunnen zitten, de eenvoudige voorzieningen en/of de prijs. Wij vinden het ongeorganiseerde (geen toegewezen plaatsen) en de gekke mensen die je er vaak tegenkomt, geweldig. 

 Een kijkje op de camping 

 

 Dus wat ons betreft:  ¡Mojácar, hasta el año proximo!